Het vertrouwensbeginsel in de bestemmingsplanprocedure

19-11-2014

In bezwarenprocedures wordt vaak een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel. Met het vertrouwensbeginsel wordt dan bedoeld, dat er een toezegging gedaan zou zijn voor medewerking aan een bepaald initiatief, terwijl uiteindelijk anders wordt beslist.Ook bij bestemmingsplanprocedures wordt dat nogal eens geprobeerd.

Het vertrouwensbeginsel?

Heel begrijpelijk, maar zelden met succes. Waarom slaagt een beroep op het vertrouwensbeginsel in de bestemmingsplanprocedure meestal niet?

In een bestemmingsplanprocedure geldt voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel (sorry voor de volgende, onmogelijke zin, maar ik gebruik nu even de formulering zoals de rechter die meerdere keren heeft gehanteerd) dat er sprake moet zijn van: “aan het bestuursorgaan toe te rekenen concrete ondubbelzinnige toezeggingen,  gedaan door een daartoe bevoegd persoon, waaraan rechtens te honoreren verwachtingen kunnen worden ontleend”.

Een hele mond vol, maar wat betekent dit?

Kort gezegd betekent dit, dat een beroep op het vertrouwensbeginsel alleen dan kan slagen, als degene die bevoegd is om een bepaald besluit te nemen (in dit geval de vaststelling van een bestemmingsplan) de toezeggingen gedaan zou hebben. Verder moet de toezegging dan ook nog heel concreet zijn en onweerlegbaar.

Conclusie

Hiermee zeg ik niet dat je in het kader van een bestemmingsplanprocedure alleen maar met de gemeenteraad zou moeten praten. Integendeel. Maar wel dat je je er van bewust moet zijn, dat als ambtenaren en wethouders uitspreken dat ze een ruimtelijk initiatief positief willen benaderen, dit geen garantie inhoudt. De gemeenteraad is immers het bevoegde gezag en stelt bestemmingsplannen vast. Er kan in zo’n situatie hooguit sprake zijn van een inspanningsverplichting. Maar zeker geen reden om een beroep te doen op het vertrouwensbeginsel.

Laat u goed adviseren!